Functioneel verband logistiek en magazijnbouw

Logistiekprofs op 29 januari 2015 | 8 minuten leestijd

Bij het ontwerp van een magazijnsysteem is er in principe altijd een wederzijdse invloed met het magazijngebouw en de bouwkundige uitvoering daarvan. Dat wil zeggen, dat een magazijngebouw in belangrijke mate bepalend is voor de uitvoering van het magazijnsysteem en de logistieke afwikkeling. En anderzijds, als het magazijnsysteem is vastgesteld, dit weer bepalend is voor de vormgeving en uitvoering van het magazijngebouw.

Er is dus een wisselwerking tussen deze twee componenten. Dit kunnen we kenmerken als een functioneel verband.

Een belangrijke vraag is hierbij natuurlijk welke onderlinge aspecten hierbij een rol spelen en wat de wederzijdse invloed hiervan is. In veel situaties wordt er een magazijngebouw betrokken of nieuw gebouwd op basis van direct voor de hand liggende uitgangspunten, zoals: hoeveel palletplaatsen heb ik nodig, hoe hoog mag ik bouwen, wat is de hoogte van het bestaande magazijn, wat is het terreinoppervlakte etc. Het bouwen of kopen van een magazijn heeft iets absoluuts. Bij het huren van een magazijn is dat in belangrijk mindere mate het geval, alhoewel de aanpassing ook redelijk inspannend is.

De conclusie is, dat we in principe van binnenuit dienen te ontwerpen en daar een reeks van aspecten in dienen te betrekken. Daarna kunnen we de bouwkundige “doos” er omheen zetten of een gerichte keuze maken voor een bestaande magazijnhal. Daar komt nog bij, dat niet iedere situatie gelijk is. Maar het is wel zo, dat de beste situaties worden bereikt door er over na te denken en de mogelijkheden af te wegen.

Prognose en magazijnplanning
Het bouwen van een nieuw magazijn met de daarbij behorende uitrusting, of het aanpassen/uitbreiden van bestaande magazijnen, is een activiteit die niet met een zekere regelmaat plaatsvindt. Indien bij de magazijnplanning niet de juiste weg wordt gekozen, kan er gedurende lange tijd, sprake zijn van een inefficiënte situatie. Het is een bekend feit, dat het herstel van een inefficiënte situatie, dit door een verkeerde planning, erg veel inspanning en geld kost en dat het tot een belangrijke verstoring van de bedrijfsvoering kan leiden. Bij de opzet van de magazijnlay-out is het, mede daarom, gewenst om op middellange termijn te denken. Het vaststellen van de opslagbehoefte en de prognose hiervan heeft een directe relatie met de omvang van de magazijnhal en de hierop betrekking hebbende omvang van het stellingpatroon/opslagmethodiek.

De bedoeling van de prognoseberekening is het plan een meer permanent karakter te geven, zodat niet na verloop van enige tijd tot een aanpassing van de lay-out, de installatie, of een dure aanpassing van het gebouw behoeft te worden overgegaan.

Een van de technieken waarmee goede resultaten bij de planning van de opslagbehoefte is te behalen, is de zogenoemde correlatie- en regressieberekening.Bij het berekenen van de opslagbehoefte zijn hierbij twee aspecten van belang, namelijk:

  • Het vaststellen van een correlatie tussen omzet en
    voorraad;
  • Het vaststellen van de regressie tussen de voorraad- en omzettoename.

Bij het vaststellen van de correlatie is het nodig om te bepalen of er sprake is van een betrouwbare uitkomst en rekenwaarde. Binnen het kader van deze publicatie zullen we ons niet bezighouden met deze rekenmethode, maar er vanuit gaan, dat er een betrouwbare correlatie is vastgesteld. Wel is het dan vervolgens van belang om vast te stellen welke regressiecoëfficiënt van toepassing is in een bepaalde situatie. Met de regressiecoëfficiënt wordt hierbij bedoeld een verhoudingsfactor welke het achterblijven van de voorraadgroei in relatie tot de omzetstijging aangeeft. In het algemeen, kan een planningsperiode van vijf jaar als realistisch worden beschouwd omdat dit is te overzien. Bij een bepaald project is de prognose gemaakt, dat er een cumulatieve omzetstijging over een planningsperiode van vijf jaar wordt verwacht van > 40%. Uit eerdere onderzoeken bij handelsmagazijnen, met een gelijksoortig uitlever en opslagpatroon, zijn overeenkomstige regressiecoëfficiënten vastgesteld. Het verloop van de gemiddelde regressiecoëfficiënten is weergegeven op onderstaande afbeelding.

Regressiecurve bij omzettoename

Vanuit de op afbeelding 1 weergegeven grafiek kan met betrekking tot de geprognotiseerde omzet stijging van 40 % een regressiecoëfficiënt worden vastgesteld van < 0.37.
Voor het berekenen van de planningsbehoefte is hierbij de navolgende berekeningsfactor samen te stellen:

100 + 40 x 0,37 (x %) = 1,148

Als er in een bepaalde situatie bijvoorbeeld sprake is van een geïnventariseerde opslagbehoefte van 5200 palletplaatsen, met de daarbij behorende maatvoering, dan is de planningsbehoefte te bepalen op 5200 x 1,148 ≈ 5970 palletplaatsequivalenten.Mede afhankelijk van de te kiezen opslagmethodieken en bedieningsapparatuur, kan dit de basis zijn voor de bouwkundige realisatie of keuze van een passend magazijngebouw.

Opmerking: Indien er de opvatting is dat een 40% omzettoename een 40% opslagtoename zal genereren, dan is dat een misvatting, welke tot overdadige ontwerpsituaties zal leiden.

Optimalisering bouwkundige lay-out
Een magazijngebouw heeft, of kan een technisch/economische levensduur hebben van 25-30 jaar. Dus na de planningstermijn van 5 jaar is er nog een lange periode waarbij een optimaal gebruik gemaakt zou moeten worden van het magazijngebouw. Nadat is gekozen voor een bepaalde toepassing van het magazijnsysteem is het vaak lastig om te veranderen van systeemtoepassing. Dit heeft allereerst te maken met de niet flexibele indeelbaarheid van het magazijn door de plaatsing van de kolommen. In de meeste gevallen zal het plaatsen van een aantal kolommenrijen geaccepteerd dienen te worden om de hogere gebouwkosten, die ontstaan bij een vrije of grote overspanning, zoveel mogelijk te beperken.

Een belangrijke vraag is hierbij hoe er toch een vorm van optimalisering gevonden kan worden tussen de bouwkundige stramienmaat in de indeelbaarheid van magazijnsystemen, gedurende de navolgende jaren. Bij een eventuele herindeling van een magazijnsituatie gedurende het verdere verloop van de gebruiksperiode, blijkt er vaak geen harmonisering te kunnen plaatsvinden met betrekking tot de systeemcomponenten. Eenvoudig gezegd hoe er een indeling kan plaatsvinden binnen de weergegeven kolommenrijen in veelvouden van gangpadsecties.

Hierbij dienen we steeds te rekenen in gangpadsecties, dat wil zeggen een gangpad met links en rechts een stellingrij. Indien we uitgaan van een tweetal veelvoorkomende alternatieven, dan zijn de navolgende berekeningselementen aan de orde:
Een gangpadsectie voor het alternatief reachtruck/palletstelling is 125 cm (opslagdiepte) + 280 cm (gangpadbreedte) + 125 cm (opslagdiepte) = 530 cm. Onder de reachtruck kan worden verstaan de alom bekende schuifmasttruck. Een gangpadsectie voor het alternatief hoogstapeltruck/palletstelling is 125 cm + 175 cm + 125 cm = 425 cm. Onder de hoogstapeltruck of rota-reachtruck kan worden verstaan een truck met zijwaartse afzetmogelijkheid.

Optimalisering magazijn lay-out

De harmonisering wordt dan gevonden bij de navolgende verdelingsvorm:

Reachtruck/palletstelling : 4 gangpadsecties x 530 cm = 2120 cm. Hoogstapeltruck/palletstelling: 5 gangpadsecties x 425 cm = 2125 cm.

Dus de toepassing van een stramienmaat van 2125 cm tussen de kolommenrijen is hierbij gewenst, (zie tevens afbeelding 2) voor de hierbij bedoelde verdelingsvorm. Bij voormelde vorm van harmonisering is een lastdiepte gehanteerd van 125 cm. Deze berekeningswijze gaat ook op bij een lastdiepte van 105 cm, met een daarbij behorende geringere gangpadbreedte. Wel is het hierbij van belang om reeds vooruit te zien naar de eisen die een veranderde systeemtoepassing vragen. Met name zal de vloertolerantie en de puntdruklast gebaseerd dienen te zijn op het alternatief hoogstapeltruck/palletstelling. Door middel van afbeelding 3 wordt hiervan een indruk gegeven.

Truck met zijwaartse afzetmogelijkheid

De hierbij weergegeven truck met zijwaartse afzetmogelijkheid functioneert in een relatief smal gangpad. In een situatie met grote vloertoleranties zou dat tot contacten met de opgeslagen palletlasten kunnen leiden. Gezien de rijsnelheid die de geleide truck met zijwaartse afzet kan ontwikkelen, en daarbij tevens het uitvoeren van de heffende en dalende beweging, zou dat een niet gewenste situatie veroorzaken.

De betere vloerenbedrijven zijn zeer goed in staat een vloer in monoliet uitvoering te realiseren in de vloertolerantie klasse 3 en 4 (geringe vloertolerantie), tegen zeer geringe extra kosten. Met betrekking tot de eveneens genoemde puntdruklast kan eveneens worden gewezen naar afbeelding 3. Door de zijwaartse afzetsituatie ontstaat er een geconcentreerde belasting op het linker- of rechter voorwiel, waardoor er een extra puntdruklast zou kunnen ontstaan vanuit het raakvlak met het wiel. Door echter te voorzien in een dubbel wielstel wordt de statische puntdruklast met 50% teruggebracht. Door aandacht te besteden aan te tot dusver behandelde aspecten, zal er sprake zijn van een langere levensduur van het magazijn/distributiecentrum, tegen een zeer geringe (meer)investering. Dit met een hoog rendement.
Evenzo wordt hierdoor een belangrijke vorm van latente flexibiliteit bereikt en een verdere expansiemogelijkheid, zonder dat er grote bouwkundige veranderingen hoeven plaats te vinden.

Gerben W. Esmeijer – Constultant/dir. Logistiek adviesbureau Esmeijer BV.